"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The dog is gone.	De hond is foetsie.
	That house isn’t for sale.	Dat huis is niet te koop.
	The money is gone.	Het geld is foetsie.
	The bear is a big animal.	De beer is een groot dier.
	The bear is a large animal.	De beer is een groot dier.
	A tortoise is slow.	Een schildpad is traag.
	The worst is over.	Het ergste is voorbij.
	The goal is purely profit.	Het doel is louter winst.
	Which one is cheaper?	Welke is goedkoper?
	His advice is sought after.	Zijn advies is gegeerd.
	is necessary	is noodzakelijk
	There’s a spider in the bathroom.	Er is een spin in de badkamer.
	He is a big coward.	Hij is een grote lafaard.
	Yanni is not pleased.	Yanni is niet tevreden.
	She just left.	Ze is net vertrokken.
	What is the title of the book?	Wat is de titel van het boek?
	He’s smoking a pipe.	Hij is een pijp aan het roken.
	He says it is serious.	Hij zegt dat het menens is.
	This food is disgusting.	Dit eten is walgelijk.
	It’s a classroom.	Het is een klaslokaal.