Hoe kom ik bij het station?
Ik wil een gerecht met kip.
Ik wil een gerecht met vis.
Ik wil een gerecht met brood.
Ik wil een gerecht met eieren.
Mag ik uw telefoon gebruiken?
Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
Ik zou willen weten wat je van plan bent.
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
Hoe kom ik bij het busstation?
Ik ben bang.
O, dat weet ik niet.
Ik ben dokter.
Mag ik een glas wijn?
Ik hoop dat hij komt.
Ik drink veel wijn.
Ik ben gelukkig.
Ik heb bruine ogen.
Ik ben van niets bang.