Ik wil mijn boerderij verkopen.
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik moet mijn boerderij verkopen.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
Ik heb honger.
Ik zie het ook niet.
Ik ben ook leraar.
Ik vond Tom heel leuk.
Ik eet geen vlees en vis.
Mag ik de keuken zien?
Ik zie Tom vaak in het park.
Ik vond het leuk wat je zei.
Dat kan ik niet betalen
Vraag niet hoe ik dat weet.
Ik ga morgen winkelen.
Mag ik even uw aandacht?