"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I have to go.	Ik moet gaan.
	I want to work.	Ik wil werken.
	I can recommend a good hotel.	Ik kan een goed hotel aanbevelen.
	By the way, I have something to tell you.	Trouwens, ik moet je iets zeggen.
	I am awaiting an agreement.	Ik wacht op een overeenkomst.
	I found out who Tom’s father is.	Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	I need this job.	Ik heb deze baan nodig.
	I have to go to the toilet.	Ik moet naar het toilet.
	I should have come earlier.	Ik had eerder moeten komen.
	By the way, I’m free tonight.	Trouwens, ik ben vanavond vrij.
	I am accustomed to cold weather.	Ik ben gewend aan een koud klimaat.
	I am going to study.	Ik ga studeren.
	May I introduce myself?	Mag ik mij voorstellen?
	I used to drink beer.	Ik was gewend om bier te drinken.
	I wonder whether Tom is honest.	Ik vraag me af of Tom eerlijk is.
	I heard you guys whispering.	Ik heb jullie horen fluisteren.
	I go on the Internet almost every day.	Ik ga vrijwel iedere dag op Internet.
	I can recommend a good lawyer.	Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
	I was somewhere else.	Ik was ergens anders.