"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m behind him.	Ik sta achter hem.
	I have a fever.	Ik heb koorts.
	Yes, I understand you.	Ja, ik versta je.
	Can I kiss you?	Mag ik je kussen?
	What don’t I understand?	Wat versta ik niet?
	I take it apart.	Ik haal het uit elkaar.
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	I don’t like cooking.	Ik hou niet van koken.
	I fear retaliation.	Ik vrees vergelding.
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	I’ve lost my job.	Ik ben mijn baan kwijt.
	I have a headache.	Ik heb hoofdpijn.
	I want to enjoy it.	Ik wil ervan genieten.
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	I even work on Sundays.	Ik werk zelfs op zondag.
	I have no future.	Ik heb geen toekomst.
	I’ll get you some coffee.	Ik haal wat koffie voor je.
	I am divorced.	Ik ben gescheiden.
	I want to serve my country.	Ik wil mijn land dienen.