"have (2nd person singular in a question or command)" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch	Status
	Who did you give the book to?	Aan wie heb je het boek gegeven?
	What do you have in mind?	Wat heb je in gedachten?
	I hope I didn’t wake you up.	Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.
	Do you have beans?	Heb je bonen?
	Do you have a match?	Heb je een lucifer?
	Did you manage to get a hold of Tom?	Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?
	Why didn’t you phone before coming?	Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
	Have you not come into a warm room and don’t you have a company from which you can learn something?	Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
	Do you have cigarettes?	Heb je sigaretten?
	By the way, have you read that book?	Trouwens, heb je dat boek gelezen?
	Why did you decide to buy this house?	Waarom heb je besloten dit huis te kopen?
	Do you ever wish you could experience something ‘for the first time’ again?	Heb je ooit dat je wou dat je iets opnieuw ‘voor het eerst’ kon beleven?
	By the way, did you find the umbrella you lost recently?	Trouwens, heb je de paraplu gevonden die je onlangs was verloren?
	Have mercy!	Heb genade!
	Do you have an ashtray?	Heb je een asbak?
	Do you have any candles?	Heb je kaarsen?
	Do you have cauliflower?	Heb je bloemkool?
	Have you answered them?	Heb je hun beantwoord?
	Do you have any vegetarian dishes?	Heb je vegetarische schotels?
	Don’t imagine such nonsense, and be grateful for all the good you have received.	Heb maar niet zoveel noten op je zang, en wees dankbaar voor al het goede, dat men je bewezen heeft