Ik heb buikpijn.
Ik heb drie wortels nodig.
Ik heb eigenlijk geen pistool.
Ik heb net slecht nieuws gekregen.
thuis heb ik nog een ansichtkaart
Heb je een leidinggevende functie?
Ik heb dorst.
Ik heb bekend.
de jobs die ik heb gehad
Ik heb insuline nodig.
Ik heb wat shampoo nodig.
Ik heb niks verkeerd gedaan.
Ik heb wat tampons nodig.
Ik heb een stiefzuster.
Ik heb een postkaart nodig.
Wat heb je vanochtend gedaan?
Heb je vandaag de krant al gelezen?
Ik heb een pijnstiller nodig.
Ik heb de betekenis niet begrepen.
Ik heb mijn portefeuille verloren.