de tong hing hem uit de bek, en zijn ogen schoten vlammen
De vogeltjes in het geboomte vlogen daardoor verschrikt op.
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.
De vrouw schreeuwde en sloeg met de tang naar het arme beest.
De vrouw sloeg de handen in elkaar, waarop het eerst in het botervat en toen in de meelton vloog
de wind rukte ze af, zodat zij in de rondte dansten, en boven in de lucht was het snerpend koud
de wolken zaten vol hagel en sneeuw
Denk je misschien, dat zij plezier heeft om te zwemmen en het water boven haar hoofd uit te laten spatten?
deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar
Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.
die is het verstandigste schepsel, dat ik ken
Dit zeggende, pakte zij het beet en streek zijn veren glad.
Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Door de glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van de muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout.
Duizenden lichten brandden er op de groene takken, en bonte prenten, zoals die, welke er voor de winkelramen te zien waren, zagen op haar neer.
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.
Een gepiep deed zich horen, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen.
Een tweede werd tegen den muur afgestreken; het gaf licht, en waar het schijnsel op den muur viel, werd deze doorzichtig als een sluier; zij kon in de kamer zien.