haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
«Grootmoeder!» riep de kleine uit.
je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
Och, neem mij mee!
en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
En de lucifers schitterden met zulk een glans, dat het helderder werd dan midden op de dag.
zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.
«Grootmoeder!» riep de kleine uit. (paragraaf)