"goes (3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch	Status
	Would you like to join us for a walk?	Gaat u mee wandelen?
	It is going to rain.	Het gaat regenen.
	According to Tom, that’s not going to happen.	Volgens Tom gaat dat niet gebeuren.
	She’s going to have a baby.	Ze gaat een baby krijgen.
	Nobody’s going to believe this.	Niemand gaat dit geloven.
	Nobody can foresee what’ll happen.	Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.
	Where is she going?	Waar gaat ze heen?
	How much time will that take?	Hoe lang gaat dat duren?
	I won’t go unless you go.	Ik ga niet, tenzij jij gaat.
	I don’t know where he goes.	Ik weet niet waar hij heen gaat.
	Tom is going to lose his house.	Tom gaat zijn huis verliezen.
	“Look, that is how it goes in the world now!“ said the mother of the ducklings, and she was sticking out her beak, because she also wanted the eel head. “	“Kijk, zo gaat het nu in de wereld!” zei de moeder der eendjes, en zij stak haar snavel al uit, want zij wilde de palingkop ook wel hebben.”
	Tom isn’t going anywhere.	Tom gaat nergens heen.
	Oh! She’s not going to bother you.	Oh! Ze gaat je niet lastig vallen.
	On Saturday evening he goes to his favorite pub.	Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.
	He goes to work at eight a.m.	Hij gaat om acht uur ’s ochtends naar zijn werk
	He is going to fill them in straight away.	Hij gaat ze meteen invullen.
	I wonder who’ll win.	Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.
	Sami is going to judge you anyway.	Sami gaat je sowieso beoordelen.
	“Well there, how are you?” an old duck asked, who came to visit her.	“Wel zo, hoe gaat het?” vroeg een oude eend, die haar eens een bezoek kwam brengen.