"goes (3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I know she’s feeling fine.	Ik weet dat het goed met haar gaat.
	Is he going to class?	Gaat hij naar de les?
	What time does it close?	Hoe laat gaat het dicht?
	Is she going to Lyon?	Gaat ze naar Lyon?
	Who is she going to Lyon with?	Met wie gaat ze naar Lyon?
	Why is she going to Lyon?	Waarom gaat ze naar Lyon?
	What time is she going to Lyon?	Hoe laat gaat ze naar Lyon?
	When is she going to Lyon?	Wanneer gaat ze naar Lyon?
	I wonder who’ll win.	Ik vraag me af wie er gaat winnen.
	Where is she going to have lunch?	Waar gaat ze lunchen?
	ls she going to the café?	Gaat ze naar het café?
	Is he going to the café?	Gaat hij naar het café?
	I am fine, thank you.	Het gaat goed, dank je.
	I am very well, thank you.	Het gaat heel goed, dank u.
	Tom is going shopping tomorrow.	Tom gaat morgen winkelen.
	The bus leaves every ten minutes.	Iedere tien minuten gaat er een bus.
	How is your hand, by the way?	Hoe gaat het trouwens met je hand?
	What’s going to happen to Yanni?	Wat gaat er met Yanni gebeuren?
	The drawer won't open.	De la gaat niet open.
	Everybody will be going.	Iedereen gaat.