Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"from" Practice Lesson
"from" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
from
van
mine
van mij
Yanni came home from work.
Yanni kwam thuis van zijn werk.
from three o’clock to five o’clock
van drie uur tot vijf uur
from two o’clock to eight o’clock
van twee uur tot acht uur
My mum came back from the shop.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
I’m dropping out of school.
Ik ga van school af.
I was with Tom from 8:30 to 2:30.
Ik was bij Tom van 8:30 tot 2:30.
I'm from the government.
Ik ben van de overheid.
These are Tom’s.
Deze zijn van Tom.
Those children are also Tom’s.
Deze kinderen zijn ook van Tom.
Whose bike is this?
Van wie is deze fiets?
I don’t want to speak for myself.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
I love you more than anyone else.
Ik hou meer van je dan van wie ook.
He depends on her.
Hij is van haar afhankelijk.
She learned it from her parents.
Ze heeft het geleerd van haar ouders.
He is dependent on his father.
Hij is afhankelijk van zijn vader.
She does not want to be dependent on her parents.
Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
My wife and children depend on me.
Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
You shouldn’t depend on others too much.
U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.
Pagination
Current page
1
Page
2
Page
3
Page
4
Page
5
Page
6
Page
7
Page
8
Next page
Next ›
Last page
Last »