Family Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	my wife	mijn vrouw
	This is my sister.	Dit is mijn zus.
	I had no idea that Mary was your wife.	Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
	“Can you stop doing that?” said the mother.	“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	My father is a milkman.	M’n vader is melkboer.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.
	He is dependent on his father.	Hij is afhankelijk van zijn vader.
	She does not want to be dependent on her parents.	Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
	My wife and children depend on me.	Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
	Our sister will be with us soon.	Straks is onze zus bij ons.
	I found out who Tom’s father is.	Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	family business	familiezaak
	a sick child	een ziek kind
	My child is ill.	Mijn kind is ziek.
	Tom helps his parents every day.	Tom helpt zijn ouders elke dag.
	Yanni saw Skura with her mom.	Yanni zag Skura met haar moeder.
	It’s my very own mother.	Het is mijn bloedeigen moeder.
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.