kon
zij kon in de kamer zien
Tom kon ons helpen vandaag.
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik kon niemand vinden.
We zijn blij dat je kon komen.
voordat hij iets anders kon zeggen
ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken
als het maar de vergunning kon krijgen, om in het riet te liggen
Tom kon zijn ogen niet geloven.
Het was het enige ding dat ik kon doen.
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.
het kreeg zulk een lust om in het water te zwemmen, dat het zich niet kon weerhouden, dit tegen de kip te zeggen.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
Nu kon het eendje opeens zijn vleugels uitslaan.
O, het kon die mooie, gelukkige vogels niet vergeten
Zo fijngevoelig kon niemand anders zijn dan een echte prinses.
Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!
’t Was gelukkig, dat de deur openstond en dat het tussen de takken in de vers gevallen sneeuw kon sluipen