"can (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	You can do whatever you want to do, of course.	Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
	That’s not something anyone can do.	Dat is niet iets wat eender wie kan doen.
	I can’t drink wine anymore.	Ik kan geen wijn meer drinken.
	I can recommend a good lawyer.	Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
	You can trust him to keep his word.	Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
	He can play baseball.	Hij kan honkballen.
	Can Tom write his name?	Kan Tom zijn naam schrijven?
	I can’t smoke.	Ik kan niet roken.
	He’s a fast walker.	Hij kan snel lopen.
	I can’t follow you.	Ik kan je niet volgen.
	The problem can occur at any time.	Het probleem kan op elk moment optreden.
	Nobody can foresee what’ll happen.	Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.
	I can reserve two seats for Lille.	Ik kan twee plaatsen reserveren voor Lille.
	Can you tell us more about your products?	Kan je ons meer vertellen over je producten?
	The twin brothers are indistinguishable.	Men kan de tweelingbroers niet onderscheiden.
	He can play the flute.	Hij kan fluit spelen.
	Can I just pay a fine now?	Kan ik gewoon nu een boete betalen?
	There can be confusion.	Er kan verwarring optreden.
	Enjoy life while you can.	Geniet van het leven zolang je kan.
	Misery can occur anywhere.	Ellende kan overal voorkomen.