Hoe laat begint de voorstelling?
We hebben elkaar eerder ontmoet.
Ik wil mijn keuken herinrichten.
Tom heeft met de pers gesproken.
Draken zijn denkbeeldige wezens.
Ik draag mijn zilveren sieraden.
Tom houdt van pepermuntchocolade.
Laten we het leven samen beleven!
Sommige leerkrachten nemen drugs.
het zonlicht stroomde naar binnen
Ik kan dit restaurant aanbevelen.
De nieuwe manager is aangetreden.
Tom heeft nooit aan je getwijfeld.
De generaal leidde de staatsgreep.
De gewestweg heeft weinig verkeer.
Haar boosheid is volkomen terecht.
Ze deden alledrie nogal giechelig.
Intonatie kan gevoelens aanduiden.
Mary heeft haar sieraden omgedaan.
Zijn uitwijzing was onvermijdelijk.