Het water is koud.
Dit is mijn keuze.
Ik vermijd u niet.
Voeg wat melk toe.
Wat is dat gebouw?
Zij wil schakelen.
Het paard springt.
Paarden eten gras.
Dat doet men niet.
Tom bestelde eten.
Hoe bevalt het je?
de sneeuwwitte uil
een losse batterij
een dikke roetlaag
Hij groef een gat.
rekening houden met
werktuiglijk: als een werktuig, dus automatisch, zonder nadenken, als een reflex, als vanzelf maar daardoor wel voorspelbaar en betrouwbaar
En wat nog prachtiger om te zien was; de gans sprong van den schotel naar beneden, waggelde over den vloer, met mes en vork in de borst, en kwam naar het arme meisje toe.
je zakelijke mobiel
Het was stikdonker.