Tom is heel gezond.
Er nadert een auto.
Er is een uil op het dak.
We deden alles samen.
Hij was zwaar gewond.
toen we begonnen
Tom is erg beleefd.
Tom heeft geen gezag.
Je ziet er echt ellendig uit.
Geef me mijn ring terug.
Mag ik je iets vragen?
zijn zwaar getroffen
Ergens sloeg een klok.
Ik kan je niet volgen.
Ik heb je al betaald.
Hij zal nadien komen.
Hij gaf een bot aan de hond.
Hoe lang gaat dat duren?
nauw samen met
Hij is zo jong en ziet er zo prachtig uit!