Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yanni knew his family was poor.	Yanni wist dat zijn familie arm was.
	I feel guilty about it.	Ik voel me schuldig hiervoor.
	the best medicine	het beste geneesmiddel
	Have you got used to eating Japanese food yet?	Ben je al gewend aan Japans eten?
	You need a job anyway.	Je hebt sowieso een baan nodig.
	I need some toothpaste.	Ik heb tandpasta nodig.
	I prefer the black one.	Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
	I’m going to cut and paste some text.	Ik ga wat tekst knippen en plakken.
	You’re impossible.	Je bent een onmogelijk mens.
	Did everyone sleep well?	Heeft iedereen goed geslapen?
	I need some batteries.	Ik heb wat batterijen nodig.
	with a whole lot of glass, so you can see	met flink veel glas, dan kun je zien
	Have a drink, and you’ll feel better.	Drink iets en je zal je beter voelen.
	“That’s a good catch!” she said.	«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
	She got divorced last year.	Ze is vorig jaar gescheiden.
	You need treatment.	Je hebt behandeling nodig.
	Both claims are false.	Beide beweringen zijn onjuist.
	security guard	bewakingsassistent
	Speak slowly and clearly.	Spreek langzaam en duidelijk.
	The bus stops close to the library.	De bus stopt dicht bij de bibliotheek.