Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’ll get you some coffee.	Ik haal wat koffie voor je.
	This turkey is delicious.	Deze kalkoen is lekker.
	Tom isn’t going anywhere.	Tom gaat nergens heen.
	He is overconfident.	Hij is overmoedig.
	the strict supervision	het strenge toezicht
	last year	het afgelopen jaar
	The mass is over.	De mis is afgelopen.
	How do you spell that?	Hoe schrijft men dat?
	That stuff’s bad for you.	Dat spul is slecht voor je.
	common	veelvoorkomende
	the silver medal	de zilveren medaille
	She writes beautifully.	Ze schrijft prachtig.
	14 turbulent hours	14 woelige uren
	She has a chubby cat.	Ze heeft een mollige kat.
	a long measuring tape	een lang meetlint
	A fly fell into the milk.	Er viel een vlieg in de melk.
	His overcoat is worn out.	Zijn mantel is versleten.
	Tom writes beautifully.	Tom schrijft prachtig.
	She looked excited.	Zij leek opgewonden.
	a whole new momentum	een hele nieuwe schwung