Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He is a fast runner.	Hij kan snel rennen.
	Yesterday there was a Flemish education decree that includes no less than 4,488 pages.	Gisteren kwam daar een besluit van het Vlaams onderwijs bij dat niet minder dan 4.488 pagina’s omvat.
	bossy and know-it-all	bazig en betweterig
	neatly folded	keurig opgevouwen
	totally deaf	Oost-Indisch doof
	Are wasps poisonous?	Zijn wespen giftig?
	the linen bandages	de linnen windsels
	a piercing scream	een doordringende gil
	silver shekels	zilveren sikkels
	a close relationship	een hechte relatie
	at an early age	op prille leeftijd
	a clean turban	een schone tulband
	Pentecost Sunday	pinksterzondag
	a silent procession	een stille optocht
	She nodded, beaming.	Ze knikte stralend.
	The number of subscriptions for mobile banking via smartphone or tablet, almost tripled to 1,039 million.	Het aantal abonnementen voor mobiel bankieren, via smartphone of tablet, verdrievoudigde bijna tot 1,039 miljoen.
	we are not stupid	wij zijn heus niet stom
	born and raised	geboren en getogen
	She rarely got visitors, because the other ducks preferred to swim in the canal, than to come out of the water to talk to her.	Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
	I am annoying.	Ik ben vervelend.