"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a bad idea	een slecht idee
	a breakfast	een ontbijt
	a night in jail	een nacht in de cel
	a small fire	een kleine brand
	a new start	een nieuwe start
	a prison sentence	een celstraf
	a regional road	een gewestweg
	a razor	een scheermes
	It’s a beautiful region.	Het is een prachtig gewest.
	a trick question	een strikvraag
	a real trick question	een echte strikvraag
	If I take a taxi, I will arrive at 6 o’clock.	Als ik een taxi neem, kom ik om 6 uur aan.
	If I take a taxi, I will arrive at nine o’clock.	Als ik een taxi neem, kom ik om negen uur aan.
	I need a razor.	Ik heb een scheermes nodig.
	We have a great opportunity.	We hebben een mooie gelegenheid.
	Can I have a receipt?	Mag ik een betaalbewijs?
	The operation of the restaurant is a family business.	De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
	and I’m an IT guy	en ik ben een IT-man
	a drawer	een la
	a rope	een touw