We moeten nog meer experimenten uitvoeren.
We moeten hier nu weg.
We moeten de schwung behouden tijdens de race.
We moeten de vergadering verschuiven.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
We moeten de valreep stevig vastmaken.
Wij moeten slapen.
We moeten dat wrak wegslepen.
Wij zitten nooit vooraan.
We moeten nu een omheining rond onze bubbel zetten.
We moeten maar één ding meer doen.
We zijn van plan om een ouderwets kerstdiner te houden.
We zaten in doodse stilte.
We verkopen vers vlees.
We moeten elkaar aanmoedigen om onze doelen te bereiken.
We moeten het niet aan de grote klok hangen.
We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.
we toetsen
Tevergeefs trachtten we zijn mening te doen veranderen.
Wij begrijpen waarom.