Haar bewering was onjuist.
Haar kledingstijl wordt ongewoner.
Haar dood heeft mij verbijsterd.
Haar jurk heeft een elegante snit.
Haar Engels was onberispelijk; ik dacht niet dat ze een buitenlander was.
Haar uitdrukking veranderde plots.
Haar ogen straalden van blijdschap.
haar eerste publieke optredens
Haar haren zijn golvend en blond.
haar behaarde gezicht
Haar eer werd onteerd door de valse geruchten.
haar echtgenoot
Haar functie is om klanten te helpen.
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken; maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet; zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee.
Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd (paragraaf)
haar nieuwe ketel
Haar woede is volkomen terecht.
Haar geraaskal maakte iedereen bang.
Haar inkeer inspireerde anderen om ook te veranderen.
haar zoon