Je begrijpt dat toch?
Ik ben je dankbaar voor je hulp.
Aan wie heb je het boek gegeven?
«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
Je moet het goede voorbeeld geven.
Kan je ons meer vertellen over je producten?
Ik zou dankbaar zijn als je dat voor me zou willen doen.
Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
Hoe heet je?
Haat je Tom?
je schreef
Mag ik je iets vragen?
Ik kan je niet volgen.
Ik heb je al betaald.
Hoeveel geduld heb je?
Was je op dat moment getrouwd?
Tom zal het je uitleggen.
Wat zei je precies tegen Tom?
Je hoeft niet meer alsof te doen.
Je had eerder moeten opstaan.