Zij lieten een eigenaardig geluid horen, spreidden hun prachtige, lange vleugels uit en trokken uit de koude streken naar warmere landen
ten opzichte van
boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
Niemand bewoog.
zij stukliep
ze giechelde
Ik zette de radio uit.
Tom niesde heftig.
Ik omhelsde haar.
De kogel trof het doel.
Ze knikte stralend.
Ron slikte moeizaam.
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
Ze zong met hartstocht.
Men leefde in dorpen.
Vandaar vroeg ik het.
Waar heb je die tas gekocht?
toen zij weggingen
Hij sneed zijn huid open.