Tom is mijn neef.
Hij is onze buur.
Tom is rustig.
Die peer is groen.
Waar is de metro?
indien dit zo is
Het vriest hier.
Alles is gereed.
dat is mislukt
De heide is paars.
Tom kijkt geen tv.
Kan je fluiten?
Mijn brein is vol.
wachtlijsten
De dijk is gebroken.
Wat is dit gele ding?
Het water stijgt.
de banaan is geel
Ik moet hoesten.
Tom heeft bekend.