Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 3rd person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
All of my brothers and sisters were born in Boston.

Al mijn broers en zussen zijn in Boston geboren.

Are there any tourists here this evening, by any chance?

Zijn er hier vanavond toevallig toeristen?

Tom and I haven’t talked in years.

Tom en ik hebben elkaar al jaren niet gesproken.

Let’s figure out a better way to do this.

Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.

Are there any vegetarian restaurants here?

Zijn er vegetarische restaurants in de buurt?

Let’s go grocery shopping.

Laten we boodschappen doen.

I want to thank you for what you did for Tom.

Ik wil jullie graag bedanken voor hetgeen jullie voor Tom hebben gedaan.

The game of baseball requires a glove, a bat and a ball.

Voor het honkbalspel zijn een handschoen, een knuppel en een bal nodig.

We are by far the largest party in the country.

Wij zijn met vlag en wimpel de grootste partij van het land.

distribution centres have sufficient stock

distributiecentra hebben voldoende voorraad

Then you have no right to express an opinion when sensible people are speaking.

Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.

Parents should be able to choose home education for their children in every country.

Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.

They worked hard to improve the presentation.

Zij hebben zich uit de naad gewerkt om de presentatie te verbeteren.

A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.

Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.

Children should always be supervised at the pool to prevent drowning.

Kinderen moeten altijd onder toezicht zijn bij het zwembad om verdrinking te voorkomen.

In that way other airlines are grabbed by the short and curlies.

Op die manier worden andere luchtvaartmaatschappijen in de tang genomen.

We’re not deaf.

We zijn niet doof.

Horses run.

Paarden rennen.

They’re identical.

Ze zijn identiek.

We hardly see him around here.

We zien hem hier amper.