Deze zijn van Tom.
Zijn ze er nog?
zij zijn
zij hebben
Ze hebben er al een.
Deze kinderen zijn ook van Tom.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
wij zijn
wij hebben
Waar zijn mijn ouders?
We zijn niet alleen.
We zijn op weg naar huis.
Ze zijn allemaal hier.
jullie zijn
jullie hebben
Wat hebben jullie daar?
Zij zijn prachtig.
Deze zijn prachtig.
Op een dag zullen we het weten.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!