Understand spoken Dutch

Verbs (past participle) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Have you got used to eating Japanese food yet?

Ben je al gewend aan Japans eten?

He tripped over a stone.

Hij is over een steen gestruikeld.

Did everyone sleep well?

Heeft iedereen goed geslapen?

She has stumbled and fallen.

Ze is gestruikeld en gevallen.

I just went to the sea.

Ik ben louter naar de zee geweest.

By the way, have you read that book?

Trouwens, heb je dat boek gelezen?

Have you already read the newspaper today?

Heb je vandaag de krant al gelezen?

Who won the game?

Wie heeft de wedstrijd gewonnen?

Yes, there is a new one!

Ja, er is een nieuwe bijgekomen!

We have scheduled an emergency meeting.

Wij hebben spoedoverleg gepland.

Where did you go on your last vacation?

Waar ben je laatst op vakantie geweest?

I went to college in Australia.

Ik ben in Australië afgestudeerd.

Why did you decide to buy this house?

Waarom heb je besloten dit huis te kopen?

It is clear that she was killed by a curse.

Het is duidelijk dat ze gedood is door een vloek.

when you need to speak French

wanneer er Frans gesproken moet worden

My life would be completely empty without you.

Zonder jou was mijn leven helemaal leeg geweest.

Her little feet she had drawn under her

Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken

he stretched his snout straight towards the duckling

hij strekte zijn snoet juist naar het eendje uit

The census is scheduled for next year.

De volkstelling is gepland voor volgend jaar.

Tom and I haven’t talked in years.

Tom en ik hebben elkaar al jaren niet gesproken.