Mannen kunnen niet leven zonder water.
Ik ken hem beter dan wie dan ook.
Tom opende de deur en deed het licht aan.
Dat wisten we van tevoren.
Waarom is iedereen zo opgewonden?
Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Zij tracht altijd de anderen te helpen.
De schuur werd getroffen door bliksem.
We wisten niet welke bus we moesten nemen.
Ik heb goede leerkrachten gehad.
Ze heeft alleen koorts, maar behoorlijk.
Enige kinderen kwamen de tuin inlopen
en er werd brood en koek in het water geworpen
Waar bent u in geïnteresseerd?
Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?
Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
Ze willen klanten naar de winkel lokken.
Tom dronk een glas witte wijn, net als Mary.
De voogd zorgt voor de belangen van het kind.
Een vacht bestaat uit twee soorten haren.