te steken
Heb je bonen?
terugkeren
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet: dat is de voornaamste van alle; zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik.
Het tij is laag.
De hond at de taart.
Hij snurkt.
volgafstand
Is het een wolf?
enkele keren
doorgeefluik
Mag ik wat zout?
Mijn oom is rijk.
Breng het mij.
te trillen
borg staan voor
Hij is nijdig.
Ik sta achter hem.
Lunch is klaar.
Ik heb koorts.