Ik meen het goed met je!
Bel hem alsjeblieft op.
Dat is een belofte.
Kerstmis nadert.
Hun mikpunt is winst.
Zijn deze eetbaar?
te bevorderen
We maken soms fouten.
Hij heeft puisten.
Soms knelt de schoen.
Draag je vaak een hoed?
Er waren veel muggen.
Er zit een gat in zijn sok.
Hoe beslissen we?
Laat Tom niet lijden.
en ik bedoel grondig
Het brood zit in de oven.
Waar kan ik douchen?
Ik dacht dat je om hem gaf.
Dat oordeel is aan u.