Understand spoken Dutch

Verbs (all parts) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I need a toothbrush.

Ik heb een tandenborstel nodig.

What does John do in the furniture factory?

Wat doet Jan in de meubelfabriek?

He quickly adjusted to the new situation.

Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden.

We have lunch at around three o’clock in the afternoon.

Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.

I know my daughter better than anybody else.

Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.

We don’t need any more problems.

We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.

I know that I have to improve my Dutch.

Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.

I wonder whether Tom is colorblind.

Ik vraag me af of Tom kleurenblind is.

Tom’s drowning.

Tom is aan het verdrinken.

“Believe me, it is a turkey egg!”

“Geloof mij, het is een kalkoenenei!”

Is there an ATM around here?

Is er een geldautomaat in de buurt?

A fool and his money are soon parted.

Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.

On Saturday evening he goes to his favorite pub.

Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.

We shouldn’t make fun of him so often.

We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.

I try to swim a kilometer a day.

Ik doe mijn best een kilometer per dag te zwemmen.

Tom isn’t like other boys his age.

Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.

The exhibition was very interesting.

De tentoonstelling was erg interessant.

Can you recommend a restaurant with a good view?

Kun je een restaurant aanbevelen met een goed uitzicht?

The redevelopment of the park will take several months.

De heraanleg van het park zal enkele maanden duren.

The plan has yet to be approved.

Het plan moet nu nog goedgekeurd worden.