Understand spoken Dutch

Verbs (all parts) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Can you recommend a good play?

Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?

Tom seems to be drowning.

Tom lijkt te verdrinken.

The hauling of heavy furniture lasted for hours.

Het gezeul met de zware meubels duurde uren.

I wonder if Tom knew we had to do that.

Ik vraag me af of Tom wist dat we dat moesten doen.

Sorry, I’m not responsible for that.

Sorry, daar ben ik niet verantwoordelijk voor.

Tom couldn’t tell one twin from the other.

Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.

There’s only one shop that sells this book.

Er is maar één winkel die dit boek verkoopt.

Tom learned to swim last summer.

Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.

Circumstances have changed.

De omstandigheden zijn veranderd.

Did you lose consciousness after the accident?

Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?

You know more about Tom than anyone else does.

Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.

John works in the furniture factory.

Jan werkt in de meubelfabriek.

Who works in the furniture factory?

Wie werkt in de meubelfabriek?

Tom can make me feel better after a bad day.

Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.

Tom and Mary live on the same floor.

Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.

I know that they serve God with great devotion.

Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.

The plan hasn’t been approved yet.

Het plan is nog niet goedgekeurd.

The violin is a string instrument with four strings.

De viool is een snaarinstrument met vier snaren.

The violin, the piano, and the harp are musical instruments.

De viool, de piano en de harp zijn muziekinstrumenten.

Where is an ATM?

Waar vind ik een geldautomaat?