Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?
Tom lijkt te verdrinken.
Het gezeul met de zware meubels duurde uren.
Ik vraag me af of Tom wist dat we dat moesten doen.
Sorry, daar ben ik niet verantwoordelijk voor.
Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.
Er is maar één winkel die dit boek verkoopt.
Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
De omstandigheden zijn veranderd.
Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
Jan werkt in de meubelfabriek.
Wie werkt in de meubelfabriek?
Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.
Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
Het plan is nog niet goedgekeurd.
De viool is een snaarinstrument met vier snaren.
De viool, de piano en de harp zijn muziekinstrumenten.
Waar vind ik een geldautomaat?