Mijn naam is Petrus.
Je bent gestoord.
Sta ik onder arrest?
aanvaard elkaar
te vereffenen
geld verdienen
Je bent werkloos.
We gaan skiën morgen.
Tom ving een grote vis.
Hij kan fluit spelen.
Is deze spin giftig?
De hand van Jan is rein.
te garanderen
Is dat een misdaad?
te vermoorden
Ze zijn identiek.
touwtjespringen
Heb je bloemkool?
De poes is een huisdier.
zoals besproken