We eten veel pasta.
te borstelen
te blokkeren
te verlengen
De dijk is gebroken.
te ontwijken
Wat is dit gele ding?
Ik herinner me.
Het water stijgt.
de banaan is geel
te vergroten
te wriemelen
Wij gaan ook wenen.
te vertoeven
Ik moet hoesten.
het bed opmaken
werkloos zijn
Ik weet dat Tom loog.
Ik ving drie vissen
te belegeren