dacht
maar daaraan dacht zij niet
Ik dacht dat je dat wist.
dacht het kleine meisje
Ja, daaraan dacht zij.
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Tom dacht dat het pijn zou doen.
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
Ik dacht niet helder na.
dacht de oude koningin
Ik dacht dat je om hem gaf.
“Dat komt, omdat ik zo lelijk ben,” dacht het eendje, kneep de ogen even dicht en liep toen weer voort.
maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
Ik dacht dat je zwanger was.
het dacht er waarlijk niet aan te trouwen
maar zij had een slecht gezicht, en daarom dacht zij, dat het eendje een vette eend was, die verdwaald was geraakt
Het dacht aan, hoe het vervolgd en bespot was, en hoorde nu allen zeggen, dat het de mooiste van al die mooie vogels was.
“Nee, het is geen kalkoen,” dacht de oude eend; “kijk eens, hoe ferm hij met zijn poten slaat en hoe recht hij zich weet te houden!”
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Haar Engels was onberispelijk; ik dacht niet dat ze een buitenlander was.