Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.
en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
want zij dachten, dat zij de helft waren, en verreweg de beste helft
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen
Maar zij zullen mij doden, omdat ik, die zo lelijk ben, mij in hun nabijheid durf wagen
Zij stegen zo hoog, zo hoog, dat het het lelijke jonge eendje wonderlijk te moede werd
de wind rukte ze af, zodat zij in de rondte dansten, en boven in de lucht was het snerpend koud
“Wat ben jij er voor één?” vroegen zij, en het eendje wendde zich naar alle kanten en groette zo goed het kon.
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
Nu merkten zij, dat zij een echte prinses was, omdat zij door de twintig matrassen en de twintig donzen bedden heen de erwt gevoeld had.
Zij lieten een eigenaardig geluid horen, spreidden hun prachtige, lange vleugels uit en trokken uit de koude streken naar warmere landen
Zij zijn neven.
Zij wachten.
boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
toen zij weggingen
“Kwak, kwak!” zeide zij, en het ene eendje na het andere plofte er nu ook in; het water spatte hun om de kop, en zij doken even onder, maar kwamen al spoedig weer boven en zwommen uitmuntend.
Zo lag het twee hele dagen; toen kwamen er twee wilde ganzen of, liever gezegd, genten naar hem toe; het was nog niet lang geleden, dat zij uit het ei gekropen waren, en daarom waren zij zo overmoedig.
En nu haasten zich al de kleine eendjes, wat zij konden, en zij kwamen uit de eieren te voorschijn en keken naar alle kanten onder de groene bladeren; en de moeder liet ze kijken, zoveel als zij maar wilden; want groen is goed voor de ogen.