maar met iedere nacht werd het gat, waarin het zwom, al kleiner en kleiner
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
het zwom in het water, het dook met zijn kopje onder, maar door alle dieren werd het om zijn lelijkheid met minachting bejegend