Niemand weet hoe lang hij zal leven.
Er is niemand thuis.
We hebben niemand om ons te helpen.
Ik kon niemand vinden.
Ik zal het niemand vertellen.
Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
“Het doet immers niemand kwaad!”
Vertel niemand dat ik hier ben.
daar heeft niemand baat bij
Niemand gaat dit geloven.
wijzer dan zij is niemand op de wereld
Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
Niemand begreep mij.
Niemand heeft hem gebeld.
Niemand kan deze vraag beantwoorden.
Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.
Niemand zit vooraan.
Zo fijngevoelig kon niemand anders zijn dan een echte prinses.
Niemand bewoog.
Niemand neemt me serieus.