de kapstok
de bijkeuken
de huurprijs
benedenverdieping
de tweede verdieping
Hij zocht zijn sleutels.
De kapstok staat in de gang.
Ze is bezig in de bijkeuken.
De bijkeuken is naast de keuken.
De sleutels liggen op mijn bureau.
Telkens vergeet hij zijn sleutels.
Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.
De chauffeur ging door het lint toen hij zijn sleutels niet kon vinden.
het kleed
de stenen trap
als een leien dakje
loopt niet van een leien dakje
De bouwplaats had een grote kraan.
In de bijkeuken staat de wasmachine.