Tom bestelde pizza.
Ik maakte ontbijt.
Ik heb pizza besteld.
Zij maakte ontbijt.
Wie heeft pizza besteld?
Wie bestelde deze pizza?
Hoe laat is het ontbijt?
Heb je knoflook gegeten?
Hebben jullie pizza besteld?
het knoflookbrood
Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
de room
paasei
het meel
de rijst
slagroom
de paling
palingkop
Vlees is duur.