Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the unity

de eenheid
the universe

het heelal
the university

de universiteit
the unknown; stranger

de onbekende
the unveiling

de onthulling
the urgency

de urgentie
The US is a good sales market for Japanese products.

De VS is een goede afzetmarkt voor Japanse producten.
the use

het gebruik
the users

de gebruikers
The utility room is next to the kitchen.

De bijkeuken is naast de keuken.
the vacancy

de openstaande functie
the vacancy

de vacature
The vacancy is filled.

De vacature is vervuld.
The vacancy is now closed.

De vacature is nu gesloten.
The vacancy is open.

De vacature staat open.
the vacuum cleaner

de stofzuiger
the value

de waarde
the vapor

de damp
the varnish

de lak
The Vatican has for the first time the alleged bones of the apostle Peter or St. Peter on display.

Het Vaticaan heeft voor de eerste maal de vermeende beenderen van de apostel Petrus, of Sint-Pieter, tentoongesteld.
the vegetable

de groente
the vegetables

de groenten
the vegetarian (noun)

de vegetariër
the vehicles

de voertuigen
the veil

de sluier
the vending machine

de automaat
the venom

het venijn
the verb

het werkwoord
The verdict falls on June 21.

Het vonnis valt op 21 juni.
the verdict of the jury

het oordeel van de jury
the viciousness

het venijn
the victim

het slachtoffer
the victory

de zege
the victory

de overwinning
the views

de opvattingen
the village

het dorp