Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - D

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
devils

duivels

devoted

verknocht

devour

verslindt

dew

dauw

diabetes

diabetes

diagnosis

diagnose

dialects

dialecten

Dialects are spoken less and less.

Dialecten worden minder en minder gesproken.

dialogue

samenspraak

diameter

diameter

diaper

luier

diarrhea

diarree

diary

dagboek

dictionary

woordenboek

did (plural)

deden

did

deed

Did everyone sleep well?

Heeft iedereen goed geslapen?

Did he lose consciousness?

Heeft hij het bewustzijn verloren?

Did she send you the money?

Heeft ze je het geld gestuurd?

Did Tom tell you about his parents?

Heeft Tom je over zijn ouders verteld?

Did you all go shopping together?

Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?

Did you cheat on me?

Hebt u me bedrogen?

Did you come the day before yesterday?

Ben je eergisteren gekomen?

Did you eat garlic?

Heb je knoflook gegeten?

Did you eat rice?

Heb je rijst gegeten?

Did you find out where Tom lives?

Ben je erachter gekomen waar Tom woont?

Did you guys order pizza?

Hebben jullie pizza besteld?

Did you just realize that?

Net gerealiseerd?

Did you let Tom drive?

Heb je Tom laten rijden?

Did you lose consciousness after the accident?

Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?

Did you manage to get a hold of Tom?

Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?

Did you see your attacker?

Hebt u uw belager gezien?

Didn’t you know Tom was married?

Wist je niet dat Tom getrouwd was?

Didn’t you sing?

Heb je niet gezongen?

die

teerling

died (singular)

stierf