Wie zou je dan kunnen begrijpen?
wielas
wieler
wielertoeristen
wiens
wierp
wig
wij
Wij begrijpen waarom.
wij betreuren
Wij bouwen huizen.
Wij gaan ook wenen.
wij gingen
wij hadden ook een huis-elf hadden, om de was te strijken
wij halen je hutkoffer
wij hebben
Wij hebben aangedrongen op een antwoord.
Wij hebben een antwoord nodig.
wij hebben overal gezocht
Wij hebben spoedoverleg gepland.
wij keken
wij liepen
Wij moeten slapen.
wij schonken daar toen niet de juiste aandacht aan
wij studeren
Wij vertrouwen geen vreemdelingen.
Wij voeren koffie in uit Brazilië.
wij waren
Wij willen dan ook zo snel mogelijk aan tafel om een sterke coalitie te smeden.
Wij willen de slaapkamer renoveren.
wij wisten niet
Wij zagen een prachtige koets in het museum.
wij zijn
Wij zijn aangetreden.
wij zijn heus niet stom
Wij zijn met vlag en wimpel de grootste partij van het land.
