We kunnen later gaan winkelen.
We kunnen niet weer falen.
We kunnen Tom niet vinden.
We kunnen veel sterren zien deze nacht.
We kunnen veranderen.
We maken soms fouten.
We moeten dat wrak wegslepen.
We moeten de schwung behouden tijdens de race.
We moeten de valreep stevig vastmaken.
We moeten de vergadering verschuiven.
We moeten de wet naleven.
We moeten deze prangende vraag oplossen.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
We moeten elkaar aanmoedigen om onze doelen te bereiken.
We moeten elkaars geloofsovertuigingen eerbiedigen.
We moeten ergens beginnen.
We moeten het niet aan de grote klok hangen.
We moeten het nu gaande houden.
We moeten hier nu weg.
We moeten ieder obstakel overwinnen.
We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
We moeten iets kopen voor Tom.
We moeten maar één ding meer doen.
We moeten meteen beginnen.
We moeten niet kiezen tussen wreedheden.
We moeten nog meer experimenten uitvoeren.
We moeten nu een omheining rond onze bubbel zetten.
We moeten onze boerderij verkopen.
We moeten op Tom wachten.
We moeten Tom nog een kans geven.
We mogen hem niet kwijtraken.
we niet alle eigenschappen van het virus kennen
We ontmoeten niemand toevallig.
We overwegen nieuwe meubels te kopen.
We raakten verdwaald op straat.
We repareren allerlei soorten klokken hier.