Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

We kunnen later gaan winkelen.

We can go shopping later.

We kunnen niet weer falen.

We can’t fail again.

We kunnen Tom niet vinden.

We can’t find Tom.

We kunnen veel sterren zien deze nacht.

We can see many stars tonight.

We kunnen veranderen.

We can change.

We maken soms fouten.

We sometimes make mistakes.

We moeten dat wrak wegslepen.

We need to tow that wreck away.

We moeten de schwung behouden tijdens de race.

We need to maintain the momentum during the race.

We moeten de valreep stevig vastmaken.

We need to secure the gangplank firmly.

We moeten de vergadering verschuiven.

We need to move the meeting.

We moeten de wet naleven.

We must abide by the law.

We moeten deze prangende vraag oplossen.

We need to solve this pressing question.

We moeten een ruimte voor ons feest huren.

We need to rent a room for our party.

We moeten elkaar aanmoedigen om onze doelen te bereiken.

We should encourage each other to achieve our goals.

We moeten elkaars geloofsovertuigingen eerbiedigen.

We must respect each other’s beliefs.

We moeten ergens beginnen.

We’ve got to start somewhere.

We moeten het niet aan de grote klok hangen.

We shouldn't make it public.

We moeten het nu gaande houden.

We have to keep it going now.

We moeten hier nu weg.

We need to get out of here now.

We moeten ieder obstakel overwinnen.

We must overcome every obstacle.

We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.

We must tell everybody what happened.

We moeten iets kopen voor Tom.

We need to buy something for Tom.

We moeten maar één ding meer doen.

We only have one thing left to do.

We moeten meteen beginnen.

We have to start at once.

We moeten niet kiezen tussen wreedheden.

We must not choose between atrocities.

We moeten nog meer experimenten uitvoeren.

We need to conduct more experiments.

We moeten nu een omheining rond onze bubbel zetten.

We now need to put a fence around our bubble.

We moeten onze boerderij verkopen.

We need to sell our farm.

We moeten op Tom wachten.

We have to wait for Tom.

We moeten Tom nog een kans geven.

We should give Tom another chance.

We mogen hem niet kwijtraken.

We can’t lose him.

we niet alle eigenschappen van het virus kennen

we do not know all the characteristics of the virus

We ontmoeten niemand toevallig.

We don’t meet anyone by chance.

We overwegen nieuwe meubels te kopen.

We are thinking of buying some new furniture.

We raakten verdwaald op straat.

We got lost in the streets.

We repareren allerlei soorten klokken hier.

We fix all kinds of clocks here.