Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)
Dutch Recording English Learn

de grendel

the latch

de grens

the border

De grens tussen thuis en kantoor is vervaagd

The boundary between home and office has faded

de griek

the Greek (person)

de griep

the flu

de grijns

the grin

de groei

the growth

De groei van het bedrijf is mede te danken aan de toewijding van het team.

The company’s growth is partly thanks to the dedication of the team.

de groene bonen

the green beans

de groente

the vegetable

de groenten

the vegetables

de groep

the group

de grond

the ground

de grondverzakking

the subsidence

de grootmoeder

the grandmother

de grootouders

the grandparents

de grootste maat

the biggest size

de grootste partij

the largest party

de grootste rel in de schaakwereld

the biggest riot in the chess world

De grootste schietschijf van de N-VA zullen de Franstalige socialisten zijn.

The main target of the N-VA will be the francophone socialists.

de grootste stad

the largest city

de grootste steden

the largest cities

de grootvader

the grandfather

de grot

the cave

de grote overlast

the major nuisance

de grote vraag

the big question

de gruwelijkste schepsels

the most horrible creatures

de gunning

the award; the assessment

de gunst

the favour

de haai

the shark

de haak

the hook

de haalbaarheid

the feasibility

de haan

the cock

de haard

the fireplace

de haarspeld

the hairpin

de haas

the hare