"you (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you like this perfume?	Bevalt deze parfum je?
	Get them while you can.	Grijp ze zolang je kunt.
	When are you going to the cafe?	Wanneer ga je naar het café?
	How do you tackle SEO in Drupal?	Hoe pak je SEO in Drupal aan?
	What you say is correct.	Wat je zegt is correct.
	When are you going to Vienna?	Wanneer ga je naar Wenen?
	Are you going to throw that away?	Ga je dat weggooien?
	You’re not happy?	Ben je niet tevreden?
	Can you skip the intro?	Kun je de intro overslaan?
	Today you failed.	Vandaag heb je gefaald.
	Do you want to go to the Paris Café?	Wil je naar het Paris Café?
	You still have to comb your hair.	Je moet je haar nog kammen.
	Do you have an objection to Skype?	Heb je bezwaar tegen Skype?
	What do you think of my chances?	Hoe schat je mijn kansen in?
	Have you packed your bags?	Heb je je tassen ingepakt?
	Let me accompany you!	Laat me je begeleiden!
	You must swear on the Bible.	Je moet zweren op de Bijbel.
	“The other ducklings look very sweet,“ said the old duck; “make yourself at home, and if you find an eel head, you can bring it to me.“	“De andere eendjes zien er allerliefst uit,” zei de oude eend; “doe maar, alsof je thuis waart, en als je een palingkop vindt, dan kun je die wel aan mij brengen.”
	How is this word pronounced?	Hoe spreek je dit woord uit?
	I want you to dig a hole.	Ik wil dat je een gat graaft.