Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Tom opened the door and turned on the light.

Tom opende de deur en deed het licht aan.

They cycled there and took the train back.

Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.

Some children ran into the garden

Enige kinderen kwamen de tuin inlopen

and bread and cake were thrown into the water

en er werd brood en koek in het water geworpen

His witty remark made everyone laugh.

Zijn kwinkslag deed iedereen lachen.

The hauling of heavy furniture lasted for hours.

Het gezeul met de zware meubels duurde uren.

We shouldn’t make fun of him so often.

We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.

the children tumbled over each other, in order to catch the duckling

de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken

We were so excited that we couldn’t sit still.

We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

Her little hands were almost completely frozen from cold.

Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.

And the mother said, “I wish you went away from here!”

En de moeder zeide: “Ik wou, dat je maar ver hier vandaan waart!”

It was terribly cold, snow was falling and it was already starting to get dark.

Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden.

It rushed into the water, plunged in and swam towards the beautiful swans

En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe

At last he became exhausted, and lay still and helpless, frozen fast in the ice.

Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.

No one had bought any from her the whole day, nor had anyone given her even a penny.

Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.

No one had bought one from her all day, no one had even given her alms.

Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.

Now the tomcat was the master of the house, and the hen was mistress, and they always said, “We and the world,”

En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»

And that is what they did; but the other ducks around looked at them and said to each other:

En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:

In an old apron she carried a whole supply of matchboxes, one of which she held in her hand.

In een oud schort droeg zij een heelen voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan hield zij in de hand.

In an old apron she carried a number of matchboxes, she was holding one of them in her hand.

In een oud schort droeg zij een hele voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan. hield zij in de hand.